Wie ooit in Puglia op vakantie geweest is, heeft zeker deze typisch deegringetjes al geproefd - taralli pugliesi. Ze zijn lekker bij het aperitief, met een glaasje wijn, of ook gewoon als tussendoortje. Ze hebben maar 1 nadeel: als je er eentje van proeft, is het moeilijk ervanaf te blijven š
Ik kan ze hier gewoon in de supermarkt kopen maar ik vind het af en toe fijn om ze zelf te maken. Dat smaakt toch net iets anders. Zelf heb ik het liefst de gewone versie maar je kan ze aan je eigen persoonlijke smaak aanpassen door er venkelzaadjes aan toe te voegen, of peperoncino-vlokken voor een pikante touch. In een luchtdichte doos of goed gesloten plastic zakje, kan je ze minstens een week bewaren.
Voor 500 gram taralli
500 gr bloem
180 ml witte wijn
175 ml olijfolie
10 gr zout
eventueel venkelzaadjes of peperoncino-vlokken
Als je venkelzaadjes of peperoncino wil gebruiken, meng die dan meteen met de bloem.
Los het zout op in de wijn en doe die dan samen met de olie bij de bloem. Kneed net zolang tot je een mooi soepel deeg hebt. Je kan hiervoor ook een keukenrobot gebruiken. Maak een bol van het deeg en laat een kwartiertje rusten in een kom bedekt met plastic folie.
Neem telkens een klein stukje deeg en maak rolletjes van ongeveer een centimeter dik en 8 tot 10 centimeter lang. Draai die stukjes rond je vinger en druk de uiteinden op elkaar om de typisch ringvorm te verkrijgen.
Breng water aan de kook en doe er een scheutje olijfolie bij. Zodra het water kookt, doe je de taralli erin. Wanneer ze komen bovendrijven, haal je ze eruit met een schuimspaan en leg je ze op een keukenhanddoek om te drogen. Leg ze dan op een met bakpapier beklede bakplaat en bak ze in een voorverwarmde oven op 160Ā°C gedurende circa 50 minuten. De baktijd hangt ook van de oven af, de taralli moeten een mooie goudbruine kleur krijgen. Laat ze afkoelen vooraleer ze in een doos of zakje te sluiten.
ŠŠ¾Š¼Š¼ŠµŠ½ŃŠ°ŃŠøŠø